Uit de nevelen van het verleden stormen zij op hun vurige strijdrossen plotseling ten tonele – de Tempeliers. Op het hoogtepunt van het bestaan van de Orde van de Tempel bezaten zij talrijke refuges, hoeves, kapellen, molens en meer, welke hen overvloedig van inkomsten voorzagen. Deze panden werden hen meestal geschonken door de plaatselijke adel, voornamelijk uit religieuze bezieling, maar ook om zich van de militaire steun van deze orde te verzekeren. Ook in Lier vinden we – zij het wel erg vage en zeer moeilijk te staven – sporen terug van de Tempelridders.
De Tempeliers
Op 25 november 1095 riep Paus Urbanus II te Clermont de hele Christelijke wereld op om Jeruzalem te gaan bevrijden van de moslims die deze stad hadden ingenomen en vervolgens Christenen gedood, gevangen of tot slaaf gemaakt hadden en kerken en eigendommen van Christenen verwoest hadden. Veel edelen en ridders, waaronder ook de graaf van Montaigu, trokken gezamenlijk ten strijde, om uiteindelijk op 15 juli 1099 Jeruzalem te heroveren voor het Christendom.
Rond 1118 verzamelden Hugo van Payns en de Vlaamse Godfried van Sint-Omaars zich samen met zeven andere ridders in Jeruzalem, gewezen kruisvaarders en milites sancti Petri, om zich in te spannen voor de bescherming van pelgrims, die in grote getale de heilige plaatsen bezochten. Koning Boudewijn II, die als heerser van Jeruzalem regeerde van 1118 tot 1131, stelde een deel van zijn kasteel te Jeruzalem voor hen ter beschikking. Vandaag kennen we dit gedeelte als de al-Aqsamoskee, maar destijds werd het de kruisvaarders de tempel van Salomo genoemd. Dit verklaart de naam van de groep: de Tempeliers. Het doel van deze nieuwe orde was zowel religieus als militair, een combinatie die hen meteen van een bijzondere status voorzag.
Tijdens de vele jaren na de stichting van de orde van de Pauperes commilitones Christi Templique Solomonici (Orde van de Arme Ridders van Christus en de Tempel van Salomon) breidde hun aantallen enorm uit, net als hun bezittingen over heel de gekende Christelijke wereld. Ook in ons schoon Lier hadden deze vechtende monniken bezittingen.
In Lier
In de inmiddels weer verdwenen boekhandel “De Boekanier“, op de hoek van de Grote Markt met de Antwerpsestraat, kon ik een jubileumuitgave uit 1935 van Anton Bergmann’s “Geschiedenis der stad Lier” (naar het origineel uit 1878) op de kop tikken. Op pagina 39 en 40 ontdekken we dat de Tempeliers een “konvent” (klooster of gezamenlijke woning) in de huidige Deensestraat (dewelke vroeger “Tuinstraatje” genoemd werd):
Benevens een paleis der hertogen, bestond in het opkomende Lier een verblijf van de vermaarde ridderorde De Tempeliers. Deze ridderorde werd gesticht om de stad Jeruzalem, door de kruisvaarders ingenomen, tegen de aanvallen der Muzelmannen te beschermen.
Toen Jeruzalem bezweek vestigden zij zich eerst op het eiland Cyprus, later op het eiland Creta, tot dat die laatste bezittingen der Christenen ook in de handen der Turken vielen. Toen keerden de ridders in hun vaderland terug en betrokken de Tempeliershuizen of refugiën, die in de verschillende Brabantsche steden bestonden. Te Lier besloeg hun konvent den grond waar thans de kapel en het klooster der Cellebroeders staan, almede de aanpalende tuinen en gronden tusschen de kleinen Bruul en het Kattenstraatje gelegen, waarop later de brouwerij De Posthoorn gebouw werd…
Het terrein van de Tempeliers te Lier besloeg dus ongeveer de onbebouwde terreinen en de aanpalende kloosterpanden die op deze kaart van Ph. C. Popp, van omstreeks het derde kwart van de 19e eeuw, aangeduid staat als “Kerkwijk”:
In de 16e eeuw was dit terrein (nog) gedeeltelijk omringd of doorkliefd door enkele vlieten, zoals te zien is op de kaart van Jacob van Deventer van ca. 1560:
Vandaag de dag treffen we op deze plek het cultureel centrum “De Colibrant” en de leeszaal van de stadsbibliotheek, naast een oude kapel. Deze kapel (herbouwd in 1882 op de funderingen van een veel oudere kapel) is de laatste restant van het oude klooster van de Cellebroeders of broeders alexianen, naar de heilige Alexius van Edessa (overleden rond 430). In 1946 verwierven de Zwartzusters, die hun klooster van oudsher aan de overzijde van het straatje hadden, het Cellebroedersklooster en gebruikten het als rusthuis onder de naam “St.-Jozefsgesticht”. Het rusthuis verhuisde in 1988 naar de Koningin Astridlaan waar, bovenop een vroegere stortplaats, een nieuwbouw werd opgetrokken vlak naast het Koninklijk Atheneum. In 1990 begon men aan de bouw van de huidige stadsbibliotheek. De oude kloostergebouwen van de Zwartzusters werden gesloopt, met uitzondering dus van de kapel van de Cellebroeders. Zowel de Cellieten als de Zwartzusters waren toen al lang weg.
Molen van Lisp
De Tempeliers hadden naast de terreinen en bebouwingen vlak bij de Sint-Gummaruskerk ook een molen onder hun hoede, de zogenaamde “Molen van Lisp” in het gehucht Hagenbroek. Deze stond vanouds langs de huidige Lispersteenweg. In 1260 verkreeg de abdij van Nazareth deze molen van deze ridderorde.
Vandaag de dag staan er nieuwbouwappartementen met achteraan garageboxen op de plek waar deze molen zich bevond, net voorbij de Frankenweg. Bij de aanleg van deze appartementen werden verschillende molenstenen gevonden, begraven in de grond. Tempeliersresten zijn hier noch in de stad zelf echter nooit gevonden…
Bronnen:
- “Op, op, ten strijde, Jeruzalem bevrijden!”, Hans Jansen, 2015.
- “Krijgers voor God – De orde van de tempeliers in de Lage Landen (1120-1312)”, Michel Nuyttens, 2007.
- “Geschiedenis der stad Lier”, Anton Bergmann, advocaat. Jubeluitgaaf 1935, herdruk der uitgave van 1873.
- “750 jaar abdij van Nazareth”, tentoonstellingscatalogus, Liers Genootschap voor Geschiedenis, 1986.
- “Gids voor oud Lier”, Arthur Lens & Jos Mortelmans, 1980.
- “Het geheugen van Lier – verleden en heden van de stad”, Rudy van Roy, 2015.
- “Historische stedenatlas van België: Lier”, Koen Breugelmans, Luc Ceulemans, Luc Coenen, Dirk Engels, Werner Grootaers, Inge Nuyens, André van den Broeck, 1990.
- Molenechos.org