Ten zuiden van Lier steek je de Nete over via een brug met de naam “Molbrug” of “Molpoort”. Deze naam verwijst naar de vroegere stadspoort die reeds in 1437 over de Nete gebouwd werd. In het jaar 1447 stond Filips de Goede, hertog van BourgondiĆ« en Brabant, toe dat er bij deze poort een spui of sluis met daarboven een grote graanmolen en een kleinere schorsmolen voor de Lierse huidevetters gebouwd mochten worden. Een peil werd vastgelegd om aan te geven hoe hoog het water mocht komen, zodat de sluiswachter wist wanneer de sluis dicht moest om velden en beemden te beschermen. De oude Molpoort bood doorgang aan voetgangers en kruiwagenduwers, vergelijkbaar met het Spui ten oosten van de stad.
Het was via deze Molpoort (toen “Porte d’Eau”) dat, op 21 oktober 1798, een boerenleger gewapend met geweren, pieken, vlegels en stokken de stad Lier wisten in te nemen na eerder de stad reeds aangevallen te hebben. Hun woede werd immers opgelaaid nadat de Franse bezetter besloot de dienstplicht in te stellen voor alle mannen van 20 tot 25 jaar oud. Velden en vrouwen achterlaten om te gaan sneuvelen voor de bezetter was het laatste wat Parijs mocht eisen van de boeren die toen al erg leden onder het Franse juk. Tijdens deze Boerenkrijg werd het Lierse stadhuis ernstig beschadigd en werden de registers voor deze dienstplicht alsook verschillende andere documenten waaronder zeer oude oorkonden vernield.
Sinds 1870 waren de watermolens buiten gebruik geraakt en had men reeds besloten de poort te slopen om er een brug te kunnen leggen. Pas in 1879 werd hiertoe daadwerkelijk overgegaan en werd er een brug in de plaats gebouwd, zodat paard en kar niet meer via de Berlaarse (Leuvense)- of de Mechelse Poort dienden te gaan.
Bronnen
- “Geschiedenis van Lier”, E. Aerts en H. Vander Wee, Lier, 2016.
- “Het geheugen van Lier”, Rudy van Roy, 2015.
- Richalt van Grasen, Gedenkwaardige Memorie van Lier, 1614, heruitgave door het Liers Genootschap voor Geschiedenis, Lier, 2014.